Commentaar

Uit George Nypels, militair en koloniaal historicus
Versie door Erwin (overleg | bijdragen) op 18 mei 2018 om 17:54
Ga naar: navigatie, zoeken

De beschrijving van de loopbaan van George Nypels is, zoals vermeld, voor een belangrijk deel ontleend aan zijn persoonlijke notities geschreven voor een publicatie in het Nederland’s Patriciaat. Dit kan de vraag oproepen van de betrouwbaarheid. George Nypels stond binnen zijn familie bekend als een zeer nauwgezet iemand. De notities vormen voor de Nypels-familie daarom ook een gezaghebbende bron. Persoonlijk ga ik er van uit dat die notities een goed beeld van zijn loopbaan geven. Maar voor buitenstaanders kan dat heel anders liggen. Zij kunnen meer waarborgen vragen in de vorm van openbare bronnen om de juistheid van de notities te kunnen nagaan. Dat vind ik begrijpelijk. Daarom heb ik samen met mijn vrouw vele pogingen gedaan om meer openbare bronnen over de loopbaan van mijn grootvader te vinden. We hebben getracht de summiere gegevens die we vonden in het blauwe boekje en de Nypels-genealogie aan te vullen. Dat viel niet mee omdat die loopbaan betrekkelijk lang in het verleden plaats vond. Vele instanties verklaarden over die periode geen gegevens meer te hebben. Uiteindelijk is het ons gelukt via "Delpher" vele aanvullende openbare gegevens over de loopbaan van mijn grootvader te achterhalen in gedigitaliseerde krantenartikelen. Onze zoektocht had het volgende resultaat:

Wat de militaire loopbaan van George Nypels betreft zijn er allereerst drie belangrijke ijkpunten ter controle: de eindrang als beroepsmilitair bij zijn pensionering, de eindrang als reserveofficier bij zijn ontslag en de later verkregen titulaire eindrang. In de notities wordt “majoor infanterie KNIL” genoemd als de eindrang als beroepsmilitair bij de pensionering in 1904. Het blauwe boekje en de Nypels-genealogie bevestigen dit. Dat is ook het geval bij de in de notities genoemde eindrang als reserveofficier bij het ontslag in 1919, namelijk “reserve kolonel landweer”. (Beide bronnen bevestigen overigens eveneens dat de pensionering als beroepsmilitair in 1904 plaats vond wegens zijn verwonding in Atjeh.) Volgens de notities verkreeg George Nypels in 1940 de rang generaal-majoor titulair. Dit vind bevestiging in de Limburger koerier (27-04-1940), die er bij vermeldt dat dit gebeurde bij Koninklijk Besluit met ingang van 30 april 1940.

Het Algemeen Handelsblad van 27-11-1882 meldt dat Nypels bij Koninklijk Besluit van 24 november 1882 is benoemd tot 2e luitenant bij het wapen der infanterie (van het Nederlandse leger). De Sumatra-courant van 05-02-1884 bevat het bericht dat Nypels tezamen met een groep andere militairen met het stoomschip Soenda op 29 december 1883 van Amsterdam naar Batavia is vertrokken. (NB. Hij is toen overgegaan naar het Oost-Indsche leger, het latere KNIL.)

Bij Koninklijk Besluit van 10 mei 1887 (nummer 25) ontving 2e luitenant Nypels de Militaire Willems-Orde 4e klasse. Dit geschiedde op grond van betoonde moed en het gevoerde beleid nadat een onder zijn leiding staande patrouille in Atjeh in een hinderlaag was gelopen.

Drie berichten van de Sumatra-courant (12-09-1889), Bataviaasch nieuwsblad (25-10-1890) en De locomotief (05-08-1891) geven aan dat Nypels door het Oost-Indische leger weer voor een periode van twee jaar (1889 - 1891) naar Nederland is teruggestuurd voor lessen aan de Krijgsschool in Den Haag. Het laatste bericht van de Locomotief meldt bovendien dat bij Koninklijk Besluit van 11 september 1891 is bepaald dat Nypels per 1 september 1891 wordt aangesteld als leraar aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda. (Hij keerde dus nog niet terug naar Indië.) De locomotief van 23-05-1896 vermeldt tevens dat Nypels als leraar de opdracht kreeg om les te geven in de Indische krijgsgeschiedenis. Verschillende van zijn lessen zijn daarna in boekvorm uitgegeven. De Sumatra-courant van 22-08-1896 bevat het bericht dat hij per 1 september 1896 eervol ontheven is van zijn betrekking als leraar. Inmiddels was hij bevorderd tot kapitein. De locomotief bericht op 07-10-1896 dat kapitein Nypels in december van dat jaar terugkeerde naar Indië.

Uit artikelen in de Java-bode (13-12-1895 en 16-11-1897) en De locomotief (26-10-1897 en 11-12-1897) blijkt dat Nypels na zijn terugkeer in Indië naar aanleiding van de gevolgde lessen aan de Krijgsschool allereerst is gedetacheerd bij verschillende wapens en diensten (kennelijk om de geleerde nieuwe militaire inzichten over te dragen). De krantenartikelen noemen onder meer detacheringen bij het 8e bataljon infanterie, de tweede bergbatterij en de eerste bergbatterij. Na deze detacheringen werd hij geplaatst bij de generale staf van het Oost-Indische leger. In 1902 raakte Nypels twee maal gewond. De Java-bode (17-01-1902) meldt dat Nypels begin 1902 door een schot in de rechterarm is gewond. En het Algemeen Handelsblad (25-10-1902) heeft het bericht dat Nypels later in dat jaar in Atjeh gewond is geraakt waarbij een beensplinter in de hersenholte drong. Deze verwonding is dermate ernstig dat deze wond in Europa moet worden behandeld.

Dat George Nypels schrijver of medeschrijver was van werken op koloniaal-historisch gebied en schrijver van vele artikelen in tijdschriften hierover, is eenvoudig te controleren omdat het hierbij om openbare publicaties gaat. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de op de vorige pagina genoemde boekwerken. Dat hij vaste medewerker was van het Koloniaal Weekblad en verschillende dagbladen en redacteur van het orgaan van de Haagsche burgerwacht, is eveneens eenvoudig te controleren omdat het openbare publicaties betreft. Zijn hoofdredacteurschap van de Indische Gids wordt ook in het blauwe boekje en de Nypels-genealogie vermeld.

Het lidmaatschap van George Nypels van de Haagse gemeenteraad (voor de vrijzinnig-democraten) is voorts ook een openbaar gegeven. Over zijn mededirecteurschap van het Delftsche ziekenfonds heb ik overigens geen nadere gegevens gevonden.

Wat de onderscheidingen betreft, het volgende: De benoeming tot Ridder 4e klasse der Militaire Willems-Orde geschiedde bij het Koninklijk Besluit van 10 mei 1887, nummer 25. Een afschrift hiervan is in het bezit van de familie Nypels. Van de overige onderscheidingen heb ik geen nadere gegevens weten te vinden. De data van de betrokken instanties gingen daarvoor niet ver genoeg terug. Wel heeft de familie Nypels een schilderij in bezit van George Nypels met zijn onderscheidingen opgespeld.

Het bovenstaande biedt naar mijn mening voldoende grond om ervan uit te gaan dat de eigen notities van George Nypels een juist beeld geven van de verschillende aspecten van zijn loopbaan. Aan zijn notities heb ik nog de titels van een aantal boekwerken op koloniaal- historisch gebied toegevoegd waarvan hij de (mede)auteur was. Ze illustreren dat Nypels vooral ook voor de ontwikkeling van dit onderdeel van de vaderlandse geschiedenis van betekenis is geweest. Dit geldt niet alleen voor de geschiedenis van Nederlands- Indië, maar ook van die van de koloniën in het algemeen. Zo bevat de genoemde publicatie over Ceylon een boeiende, voor velen waarschijnlijk onbekende, beschrijving van de historische ontwikkelingen in alle Hollandse koloniën tijdens de Napoleontische overheersing van ons land.

Het werk van George Nypels als koloniaal historicus verkreeg ook in vakkringen waardering. Dat blijkt uit het feit dat in verschillende historische geschriften naar publicaties van hem is verwezen. Naar het boek over Ceylon wordt bijvoorbeeld als bron verwezen in "Nederlands archief voor kerkgeschiedenis" (1928); "Ceylonees plakaatboek" (L.Hovy, 1991); "Dutch Sources on South Asia, C. 1600 - 1825" (Lennart Bes, Gijs Kruijtzer, 2001); "Dutch and British Colonial Intervention in Sri Lanka, 1780 - 1815" (Alicia Schrikker, 2007); "A Critical Survey of Studies on Dutch Colonial History" (W.Ph.Coolhaas, 2013). In dit laatste boek wordt tevens de publicatie van George Nypels over Zuid-West-Celebes aangeduid als een van de belangrijkste werken over dit onderwerp.