Commentaar

Uit George Nypels, militair en koloniaal historicus
Ga naar: navigatie, zoeken

De beschrijving van de loopbaan van George Nypels op de vorige pagina is, zoals vermeld, ontleend aan zijn persoonlijke notities geschreven voor een publicatie in het Nederland’s Patriciaat. Dit kan de vraag oproepen van de betrouwbaarheid. George Nypels stond binnen zijn familie bekend als een zeer nauwgezet iemand. De notities vormen voor de Nypels-familie daarom ook een gezaghebbende bron. Persoonlijk ga ik er van uit dat die notities een goed beeld van zijn loopbaan geven. Maar voor buitenstaanders kan dat heel anders liggen. Zij kunnen meer waarborgen vragen in de vorm van openbare bronnen om de juistheid van de notities te kunnen nagaan. Dat vind ik begrijpelijk. Daarom heb ik samen met mijn vrouw vele pogingen gedaan om meer openbare bronnen over de loopbaan van mijn grootvader te vinden. We hebben getracht de summiere gegevens die we vonden in het blauwe boekje en de Nypels-genealogie aan te vullen. Dat viel niet mee omdat die loopbaan betrekkelijk lang in het verleden plaats vond. Vele instanties verklaarden over die periode geen gegevens meer te hebben. Uiteindelijk is het ons gelukt via het door de Koninklijke Bibliotheek ontwikkelde instituut "Delpher" vele aanvullende openbare gegevens over de loopbaan van mijn grootvader te achterhalen in gedigitaliseerde krantenartikelen. Onze zoektocht had het volgende resultaat:

Wat de militaire loopbaan van George Nypels betreft zijn er allereerst drie belangrijke ijkpunten ter controle: de eindrang als beroepsmilitair bij zijn pensionering, de eindrang als reserveofficier bij zijn ontslag en de later verkregen titulaire eindrang. In de notities wordt “majoor infanterie KNIL” genoemd als de eindrang als beroepsmilitair bij de pensionering in 1904. Het blauwe boekje, de Nypels-genealogie en enkele hieronder genoemde kranten bevestigen dit. Dat is ook het geval bij de in de notities genoemde eindrang als reserveofficier bij het ontslag in 1919, namelijk “reserve kolonel landweer”. Volgens de notities verkreeg George Nypels in 1940 de rang generaal-majoor titulair. Dit vind bevestiging in de Limburger koerier (27-04-1940), die er bij vermeldt dat dit gebeurde bij Koninklijk Besluit met ingang van 30 april 1940, en in Het Vaderland (09-05-1942), dat er bij vermeldt dat dit gebeurde bij het 125-jarig bestaan van de Militaire Willems-Orde toen Nypels zijn jubileum vierde van 55 jaar Ridder van deze Orde.

Het Algemeen Handelsblad van 27-11-1882 meldt dat Nypels bij Koninklijk Besluit van 24 november 1882 is benoemd tot 2e luitenant bij het wapen der infanterie (van het Nederlandse leger). De Sumatra-courant van 05-02-1884 bevat het bericht dat Nypels tezamen met een groep andere militairen met het stoomschip Soenda op 29 december 1883 van Amsterdam naar Batavia is vertrokken. Hij is toen overgegaan naar het Oost-Indsche leger, het latere KNIL. Bij Koninklijk Besluit van 10 mei 1887 (nummer 25) ontving 2e luitenant Nypels de Militaire Willems-Orde 4e klasse. Dit geschiedde op grond van betoonde moed en het gevoerde beleid nadat een onder zijn leiding staande patrouille in Atjeh in een hinderlaag was gelopen. Het Vaderland van 09-05-1942 vermeldt dat hij daarna op 10 maart 1888 werd bevorderd tot 1e luitenant.

Drie berichten van de Sumatra-courant (12-09-1889), Bataviaasch nieuwsblad (25-10-1890) en De locomotief (05-08-1891) geven aan dat Nypels door het Oost-Indische leger weer voor een periode van twee jaar (1889 - 1891) naar Nederland is teruggestuurd voor lessen aan de Krijgsschool in Den Haag. Het laatste bericht van De locomotief meldt bovendien dat bij Koninklijk Besluit van 11 september 1891 is bepaald dat Nypels per 1 september 1891 wordt aangesteld als leraar aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda. (Hij keerde dus nog niet terug naar Indië.) De locomotief van 23-05-1896 vermeldt tevens dat Nypels als leraar de opdracht kreeg om les te geven in de Indische krijgsgeschiedenis. Verschillende van zijn lessen zijn daarna in boekvorm uitgegeven. De Sumatra-courant van 22-08-1896 bevat het bericht dat hij per 1 september 1896 eervol ontheven is van zijn betrekking als leraar. Het Vaderland (09-05-1942) geeft aan dat hij daarna op 14 september bevorderd is tot kapitein. De locomotief bericht op 07-10-1896 dat kapitein Nypels in december van dat jaar zal terugkeren naar Indië.

Uit artikelen in de Java-bode (13-12-1895 en 16-11-1897) en De locomotief (26-10-1897 en 11-12-1897) blijkt dat Nypels na zijn terugkeer in Indië naar aanleiding van de gevolgde lessen aan de Krijgsschool allereerst is gedetacheerd bij verschillende wapens en diensten (kennelijk om de geleerde nieuwe militaire inzichten over te dragen). De krantenartikelen noemen onder meer detacheringen bij het 8e bataljon infanterie, de tweede bergbatterij en de eerste bergbatterij. Uit Het Vaderland van 09-05-1942 blijkt dat hij na deze detacheringen op 10 februari 1900 werd geplaatst bij de generale staf van het Oost-Indische leger. In 1902 raakte Nypels in Atjeh tweemaal gewond. Het Vaderland (09-05-1942) vermeldt dat hij begin 1902 door een schot in de linkerbovenarm is gewond en dat hij in juli van dat jaar gewond is geraakt bij een klewangaanval. De Locomotief (11-09-1902) bericht hier nog over dat na behandeling van de wonden in het hospitaal bleek dat een beensplinter in de hersenholte was achtergebleven. Deze verwonding was dermate ernstig dat aan Nypels een spoedcertificaat is uitgereikt voor gezondheidsverlof om behandeling in Nederland mogelijk te maken. Het eerder genoemde artikel in Het Vaderland geeft aan dat hij tijdens dit verlof in juli 1903 tot majoor is bevorderd. Het nieuws van den dag voor Nederlands-Indië van 22-06-1904 bevat voorts het volgende bericht: "Bij koninklijk besluit van 18 April 1904 no. 58 is de met verlof in Nederland aanwezige majoor der infanterie van het Nederlandsch-Indische leger G. Nijpels ter zake van lichaamsgebreken, het gevolg van verwonding in den strijd bekomen, met ingang van 1 Mei 1904, eervol uit Hr. Ms. militaire dienst ontslagen, onder toekenning van pensioen."

Twee jaar voor het begin van de Eerste Wereldoorlog werd Nypels opgeroepen om als reserveofficier dienst te doen bij de Landweer. Het Algemeen Handelsblad van 14-03-1915 geeft aan dat hij op het moment van installatie als lid van de gemeenteraad van Den Haag tevens districtscommandant bij de Landweer was (waartoe hij bij Koninklijk Besluit van 19 october 1912 benoemd was). Het was toen zelfs de vraag of combinatie van die twee functies volgens de Gemeentewet wel was toegestaan. Maar Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland besloten het besluit van de Gemeenteraad van Den Haag tot toelating van Nypels te handhaven. Uit de Bredasche courant van 23-10-1914 en Het Vaderland van 09-05-1942 blijkt dat hij bij de mobilisatie in 1914 commandant van het 35e bataljon landweerinfanterie werd en kort daarna commandant van de "groep Gorinchem der Nieuwe Hollandsche Waterlinie". Hij werd met ingang van 25 oktober 1914 bevorderd tot reserve luitenant kolonel. Volgens het blauwe boekje, de Nypels-genealogie en De Limburger koerier (27-04-1940) had hij bij de beëindiging van zijn dienstverband bij de Landweer in 1919 de rang van reserve kolonel verkregen.

Dat George Nypels schrijver of medeschrijver was van werken op koloniaal-historisch gebied en schrijver van vele artikelen in tijdschriften hierover, is eenvoudig te controleren omdat het hierbij om openbare publicaties gaat. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de op de volgende pagina genoemde boekwerken. Dat hij vaste medewerker was van het Koloniaal Weekblad en verschillende dagbladen en redacteur van het orgaan van de Haagsche burgerwacht, is eveneens eenvoudig te controleren omdat het openbare publicaties betreft. Zijn hoofdredacteurschap van de Indische Gids wordt ook in het blauwe boekje en de Nypels-genealogie vermeld.

Het lidmaatschap van George Nypels van de Haagse gemeenteraad (voor de vrijzinnig-democraten) is voorts ook een openbaar gegeven. Maar over zijn mededirecteurschap van het Delftsche ziekenfonds heb ik geen nadere gegevens gevonden.

Wat de onderscheidingen betreft, het volgende: De benoeming tot Ridder 4e klasse der Militaire Willems-Orde geschiedde bij het Koninklijk Besluit van 10 mei 1887, nummer 25. Een afschrift hiervan is in het bezit van de familie Nypels. De onderscheiding Officier in de Orde van Oranje Nassau wordt vermeld in de overlijdensadvertentie en het begeleidend redactionele artikel in het Algemeen Handelsblad van 09-11-1950. Het Bataviaasch nieuwsblad van 07-01-1903 bevat voorts het bericht dat bij Koninklijk Besluit van 19 november aan G. Nijpels de zilveren eerepenning is toegekend als blijk van waardering zijner belangstelling in 's Rijks wetenschappelijke en kunstverzamelingen. En Het Vaderland van 09-05-1942 geeft als informatie dat hij het "Eereteeken voor belangrijke krijgsbedrijven" met de gesp Atjeh 1873-1890 verwierf waaraan later nog de gesp 1901-1905 is toegevoegd.

Het bovenstaande biedt naar mijn mening voldoende grond om ervan uit te gaan dat de eigen notities van George Nypels in het algemeen een juist beeld geven van de verschillende aspecten van zijn loopbaan. Er zijn geen strijdigheden met de door ons gevonden publicaties aangetroffen. In enkele gevallen was het niet mogelijk om de exacte data van een gebeurtenis vast te stellen. In een klein aantal andere gevallen is in de gevonden bronnen (nog) geen bevestiging gevonden.

Op de volgende pagina heb ik nog de titels van een aantal boekwerken op koloniaal- historisch gebied toegevoegd waarvan Nypels de (mede)auteur was. Ze illustreren dat hij vooral ook voor de ontwikkeling van dit onderdeel van de vaderlandse geschiedenis van betekenis is geweest. Dit geldt niet alleen voor de geschiedenis van Nederlands- Indië, maar ook van die van de koloniën in het algemeen. Zo bevat de genoemde publicatie over Ceylon een boeiende, voor velen waarschijnlijk onbekende, beschrijving van de historische ontwikkelingen in alle Hollandse koloniën tijdens de Napoleontische overheersing van ons land.

Het werk van George Nypels als koloniaal historicus verkreeg ook in vakkringen waardering. Dat blijkt uit het feit dat in verschillende historische geschriften naar publicaties van hem is verwezen. Naar het boek over Ceylon wordt bijvoorbeeld als bron verwezen in "Nederlands archief voor kerkgeschiedenis" (1928); "Ceylonees plakaatboek" (L.Hovy, 1991); "Dutch Sources on South Asia, C. 1600 - 1825" (Lennart Bes, Gijs Kruijtzer, 2001); "Dutch and British Colonial Intervention in Sri Lanka, 1780 - 1815" (Alicia Schrikker, 2007); "A Critical Survey of Studies on Dutch Colonial History" (W.Ph.Coolhaas, 2013). In dit laatste boek wordt tevens de publicatie van George Nypels over Zuid-West-Celebes aangeduid als een van de belangrijkste werken over dit onderwerp.

Opmerkelijk is voorts dat de meeste in deze website genoemde boeken waarvan George Nypels auteur of co-auteur is, momenteel in de vorm van een fotografische heruitgave in de Verenigde Staten en in Finland verkrijgbaar zijn.